Home

Het slangenritueel van Cocullo

door Daniele Ripa en Ton Steehouder

Dit artikel gaat over het jaarlijkse slangenritueel van het Italiaanse plaatsje Cocullo, maar ook over de rol die slangen spelen in het volks­geloof en in de folklore van oostelijk Midden-Italië, de streek die de bewoners de Marsica noemen, met als bewoners de Marsi. Centraal daarbij staan natuurlijk het plaatsje Cocullo en de Heilige Dominicus (San Domenico).
Elementen uit de geschiedenis, uit de mythologie (de niet-christelijke wonderverhalen die uit oude tijden stammen), uit de legenden (de verhalen die oorspronkelijk wel berusten op een historisch gegeven, maar die in de loop van de mondelinge overlevering allerlei verzonnen elementen zijn gaan bevatten) en uit het wondergeloof van de streek liggen allemaal ten grondslag aan een ritueel dat dan weliswaar een christelijke vermomming heeft gekregen, maar tot op de dag van vandaag in wezen heidens van karakter is.

TOERISTISCHE ATTRACTIE
Wat de buitenstaander ervan weet, is meestal niet meer dan dat er elk jaar in Cocullo gedurende één dag een godsdienstige plechtigheid schijnt te zijn waarbij de bewoners niet-giftige slangen met zich meevoeren en deze om het beeld van de Heilige Dominicus draperen dat dan in een processie wordt meegedragen. In toenemende mate trekt dit evenement toeristen aan, ook uit kringen van Nederlandse slangenhouders. Zowel tijdens de plechtigheid als na thuiskomst geven deze bezoekers meestal blijk weinig of niets begrepen te hebben van wat zij hebben gezien. Ze beschouwen het als een merkwaardige traditie van simpele mensen, leuk om te fotograferen, en zeker leuk voor slangenliefhebbers - want er komen slangen aan te pas.


Cocullo, foto Google Earth


DE HISTORIE
Voordat wij tot een nadere beschrijving van het Cocullo-slangenfeest overgaan, zullen we bekijken waarin het slangenritueel zijn oorsprong vindt, zodat wij later ook kunnen begrijpen wat wij zien.
De rituelen rond de slang worden geassocieerd met het volk van de Marsi, dat in verband wordt gebracht met de streek in oostelijk Midden-Italië die tegenwoordig door de bewoners nog steeds de Marsica genoemd wordt. Dit gebied van ca 1500 m2 bevindt zich in de regio Abruzzo in Midden-Italië. Het valt bestuurlijk grotendeels onder de provincie l'Aquila. De grenzen ervan bevinden zich op de denkbeeldige lijn die op de kaart van dit gebied getrokken zou kunnen worden langs de bergen die de Marsica omgeven. De noordgrens ervan loopt bij Civitella Roveto, de noordwestgrens ervan langs de Monte della Guardia (1315 m), de noordoostgrens langs Monte Canito (1350 m), de zuidoostgrens langs de Forca d'Acero (1540 m), en de zuidwestgrens bij Camistro.


Afbeelding 1: Cocullo is gemarkeerd. Bron: Google Maps 2012.

De huidige Marsica komt overeen met een gebied dat oorspronkelijk het Fucinomeer (het Fucijnse meer) bevatte, dat nu vrijwel uitgedroogd is. Het gebied is bijna volledig een hoog gelegen gebied op 650 m hoogte. Het is nog steeds prachtig bedekt met dennen- en beukebos­sen. De belangrijkste rivieren in dit gebied zijn de Liri, de Sangro, en de Imele-Salto. Het gebied is tegenwoordig een vruchtbaar onderzoeksgebied voor archeologen.
De bevolking van dit gebied zou dus afstammen van het volk van de Marsi, dat oorspronkelijk afkomstig zou zijn uit het huidige Noord-Griekenland. De naam Marsi is afgeleid van Mars of Ares, of nog beter in het oorspronkelijk Pelasgisch Mas. Deze namen betekenden 'mannelijk', 'viriel', 'robuust'. Niet voor niets was Mars bij de oude Romeinen de god van de oorlog. Het bedoelde volk zou krijgshaftig en avontuurlijk van karakter zijn geweest.
Aannemelijk is dat afstammelingen van dit antieke volk rond 1600 voor Christus Midden-Italië koloniseerden, met name het zuidelijke gedeelte van het Fucinomeer. Zij brachten de eerste elementen van beschaving en religie mee.
Aan de rand van dit vroegere meer staan de ruïnen van het stadje Forfinium, ten noordoo­sten van de huidige stad Raino. Rond 90 v. Chr. was Forfinium de hoofdstad van de Lega Italica, die in opstand kwamen tegen Rome - en niet de enige keer zoals wij nog zullen zien.

ANDERE THEORIEËN
Er zijn ook andere theorieën over de oorsprong van het volk van de Marsi, waarvan een aardige is dat ze zouden afstammen van Marsio, de zoon van de tovenares Circe, van wie de Marsi de kunst van magie en vergif' leerden. Hij zou ongeveer 1400 voor Christus zijn gestorven. Marsio zou zich met zijn volk in deze streek in Italië gevestigd hebben.
Sommige andere historici beschouwen het volk van de Marsi als afstammelingen van de 'Marsia', koning van de Lidiërs, die zich na zijn verbanning in 1300 voor Christus, in Italië gevestigd zou hebben.
Waar ze ook vandaan komen, politiek gezien begonnen de kolonisten in het betreffende gebied als een federatie, dus een soort verbond tussen in beginsel onafhankelijke staat­jes. Deze federatie ging later over in een monarchie, en nog later in een democratie.
De eerste hoofdstad van de kolonisten was Archibbe, dat rond 1400 v. Chr. gebouwd werd in het deel van het Fucinomeer aan de zijde van de Middellandse Zee, bij de huidige stad Trasacco. Tengevolge van hevige aardbevingen werd Archibbe overstroomd. De Marsi kozen toen Marruvium als nieuwe hoofdstad. Deze stad is nu bekend als San Benedetto dei Marsi, 44 km ten westen van Cocullo.
Het gebied heeft altijd behoorlijk wat werking van de aarde gekend. Dat het nog steeds niet vrij is van aardbevingen, werd in 1985 nog duidelijk toen de streek opnieuw door een aardbeving werd getroffen (die o.a. de hoofdkerk van Cocullo half verwoestte). Enige jaren geleden werd de streek opnieuw door een aardbeving getroffen.
Naar verluidt, vormde het volk van de Marsi in de bloeitijd van het Romeinse Rijk een welkome bron van goede soldaten. Ze waren fier, dapper, en (niet te vergeten) groot van gestalte. Hun goede 'soldateske' eigenschappen hadden voor hun werkgevers overigens ook een nadeel: door hun onafhankelijke, trotse karakter vormden ze ook een bron van voortdurende ergernis voor de Romeinse machthebbers. Het volk zou het al ruim voldoende hebben gevonden dat het goede soldaten leverde: belasting hoefde daar echt niet meer bij.

DE TEMPEL EN DE GODEN
De eerste tempels van de Marsi waren niet meer dan uitgeholde bomen. Met het toenemen van de beschaving werden de goden voorgesteld in de vorm van standbeelden in hout, steen, marmer of brons. Hun verblijfplaatsen werden in de loop van de tijden natuurlijk ook steeds rijker.
De tempels van Venus en Mars waren altijd buiten het bewoonde deel van het gebied gelegen en hadden een rechthoekige vorm. Het altaar bestemd voor de offers was opgesteld in de hal.
Mars was de god van de oorlog, de strijd, de heldhaftigheid, vertegenwoordiger van het mannelijke. Venus vertegenwoordigde het vrouwelijke principe. Uit de Latijnse kronieken kunnen we opmaken dat Venus de meest populaire godheid was van de Marsi. Venus was, zoals misschien bekend, de godin van de Liefde, de Erotiek, en ook de Schoonheid. Daarmee vertegenwoordigde zij ook de vruchtbare voortplantingsdrift. Allerlei plaatselijke religieuze tradities zorgden voor een wirwar van namen en toegeschreven eigenschappen: wie een streek veroverde, lijfde de plaatselijke goden in en beschouwde hen eenvoudig als synoniem met de eigen goden. De Marsi vereenzelvigden Venus met Circe, aan wie de slang, de os en het varken waren gewijd, en met Diana (de godin van de jacht en van de maan), aan wie de duif en de mus waren gewijd.
Rond 150 voor Christus was er een speciale cultus in het dorp Venus. De Marsi richtten daar een prachtige tempel op met de naam Venere Mirtea. Het beroemdste heiligdom was echter het Fano di Cerchio, waar de slang vereerd werd, die onder bescherming van de godin Venus stond, als het symbool van de voorzichtigheid (ook kuisheid), de wijsheid en vooral van de onsterfelijkheid.

DE SLANG IN GODSDIENSTIGE VERHALEN
Daarmee zijn we aan de slang gekomen.
De slang speelt in de mythologie van vele volkeren op aarde een belangrijke rol. Het is blijkbaar altijd een fascinerend dier geweest. In de geest van mensen die overal een diepere betekenis aan toekennen, is de slang met name intrigerend door zijn vermogen zijn oude huid af te stropen en 'als nieuw' tevoorschijn te komen. De slang werpt zijn huid af om te worden herboren, net als de maan doet met zijn schaduw. Maan en slang zijn daarmee gelijkwaardige symbolen voor het leven geworden. Soms wordt de slang voorgesteld als een cirkel die in zijn eigen staart bijt. Dat is een beeld van het leven: generatie na generatie volgen geboorte en dood elkaar op, worden oude generaties vervangen door nieuw. Lente na lente verjongt zich het leven, op de resten van het oude groeit het nieuwe. De slang symboliseert onsterfelijke levensenergie, voortdurend bezig de dood af te werpen en herboren te worden. Dat is zowel troostrijk als angstaanjagend. En zo draagt de slang zowel de fascinatie als de verschrikking van het leven in zich. Het is een kwade macht, maar ook een goede. Als kwade macht verzwelgt het (met huid en haar). Positief: in India is zelfs de giftigste slang een heilig dier, en de mythologische slangenkoning komt na Boeddha op de tweede plaats. Ook in de Indiaanse tradities werd de slang vereerd. Men beschouwde de slang als een belangrijke macht die men te vriend moest houden. Ook dit is natuurlijk een belangrijk aspect: gifslangen vormen een reële bedreiging. Wie zo'n vijand te vriend kan houden, is dus goed af! Beroemd is de slangendans van de Hopi-Indianen, waarbij de slangen zelfs in de mond genomen worden, waarin de dansers vriendschap met de slangen sluiten, waarna ze weer in de heuvels losgelaten worden. De slangen worden losgelaten om de boodschap van de mens over de heuvels uit te dragen. Het samenspel van de mens en de natuur wordt door deze relatie tussen mens en slang bevestigd.
Ook in de streek van de Marsi speelde de slang een dergelijke dubbelrol. De godin Venus (Circe) werd met de slang in verband gebracht. De afbeelding van de godin hield een aardbol in de hand, waarom­heen een slang gewikkeld was: de loop der eeuwen die voortbrengen en vernietigen met als doel nieuw leven en de vernietiging daarvan. Vergelijk de afbeelding die nog altijd (in vernieuwde vorm) te vinden is op het omslag van Litteratura Serpentium, het tijdschrift van de Europese Slangenvereniging. De slang was een goede geest, bewaker van de doden en van de harten, en werd als zodanig gegraveerd op grafmomumenten en aan de binnen­zijde van de huizen.

PRIESTERS
De figuur van de antieke priesters, de 'Flamini pomonari', leeft tegenwoordig voort in de serpari of ciarmatori. Dit zijn de namen die men geeft aan de mensen die slangen hanteren, of andere gevaarlijke of giftige dieren, of die gifslangen melken voor nuttige doeleinden. De oude Latijnse kronieken verhalen dat de flamini pomonari de priesters waren die deze rituelen verrichtten in de tempels van Venus. Hun grootste talent was het beoefenen van magie waardoor de slangen ongevaarlijk werden. Zij deden dit door zang en bewegingen. Ook genazen zij mensen die door gifslangen waren gebeten, waarbij ze kruidenbalsems gebruikten waarvan alleen zij de samen­stelling wisten.
De Marsi hielden twee festivals ter ere van de slang, een op 23-25 januari, gewijd aan de flamini pomonari, een ander gedurende de eerste vijf dagen van mei, die gewijd waren aan Marsia en de slangen.

DE FEESTEN
Het feest dat in de eerste dagen van mei gevierd werd, was plechtiger en omvangrijker dan dat van januari. De bezweerder verzamelden zich gedurende enkele dagen tevoren op het land rond het beeld van Cerchio, vermoedelijk een fallusvorm. Ze vingen een groot aantal slangen die ze in vaten en zakken bewaarden, en meenamen naar het feest van Venus/Circe. Gedurende de reli­gieuze ceremonie werden de slangen tevoorschijn gehaald en rond het beeld gehangen van de godin Venus. Vervolgens werden ze door alle inwoners van het gebied in de handen genomen omdat zij geloofden dat de slangen na in contact te zijn geweest met de voorstelling van de god, een mythe geworden waren en onscha­delijk.

KATHOLIEKE OVERNAME
We zullen zien dat het beschreven ritueel in redelijk ongewijzigde vorm nog steeds wordt uitgevoerd in Cocullo, zij het dat er overdracht heeft plaatsgevonden naar een andere godsdienst. Ook nu nog worden tijdens de plechtigheid en erna en ervoor, slangen aangeraakt: ze worden bijvoorbeeld gedrapeerd op het hoofd van kinderen, wat een bescherming tegen ongeluk oplevert. De jaarlijkse tocht naar Cocullo is nog steeds buiten al het andere (zoals een sociaal evenement) ook een middel om ongeluk af te weren, om de kwade krachten van het leven te bezweren, om levenskracht te verwerven. Daarvoor moet men eenmaal per jaar de slangenprocessie bijwonen.

SINT DOMINICUS
De legende van de oude Marso (of Marsio, althans aangenomen dat die afstam­mingstheorie de juiste is) leeft voort in het hedendaagse ritueel rond de figuur van Sint Dominicus. In het hedendaagse christelijke geloof is Sint Dominicus nog steeds de patroon van de slangen en van alle giftige en gevaarlijke dieren, en ook van de mensen die lijden aan tandpijn. Dit laatste zien we terug in het ritueel waarbij men met de tanden aan de ketting trekt die een kerkklok moet luiden. Als men dit doet, zal men geen tandpijn krijgen. (Hoe juist gezien! Wie hiertoe in staat is, heeft ongetwijfeld goede tanden.)
Sint Dominicus werd geboren in Foligno, in de provincie Perugia, in 951 na Christus, uit een rijke en gerespecteerde familie. Op 23-jarige leeftijd trad hij in bij de Benedictijner kloostergemeen­schap in zijn geboortestad. Hij legde in 974 de eed af, een leven van onthechting en contemplatie te zullen leiden: hij zou dus geen aards bezit meer hebben, en zijn leven in dienst stellen van gebed en religieuze overdenking. Na de eedsaflegging werd hij door de orde naar S. Ammone di Sabina gestuurd. In 980 werd hij overgeplaatst naar de abdij van Montecassino, en in 982, 31 jaar oud, begon hij een pelgrimstocht naar middenoostelijk Italië. Tijdens deze tocht stichtte hij verschillende kloosters in Latium en Abruzzo, en werd beroemd door de wonderen die hij verrichtte.

DOMENICUS IN COCULLO
Volgens de kronie­ken bereikte hij rond het jaar 1000 Cocullo. Zijn roem begon zich vanaf de eerste dag van zijn verblijf daar te verspreiden. Toen hij in het dorp aankwam, waren de inwoners juist bezig een hongerige wolf op te jagen die een jongen in zijn bek meesleurde. Getroffen door de kreten van de wanhopi­ge moeder, beval de heilige het wilde dier, in de naam van God, het kind los te laten. En inderdaad, dat gebeurde. Vanwege dit wonder vroeg men Dominicus daar te blijven, en hij werd geëerd en met respect behandeld. Toen hij wegging, verrichtte hij nog een ander wonder voor deze mensen: hij gaf hen bescherming tegen giftige dieren, tegen hondsdolheid en tegen infecties - alle zaken die in dit gebied veel voorkwamen. De bescherming schuilde in een uit zijn eigen mond afkomsti­ge kies en in een hoefijzer van zijn muilezel. Deze voorwerpen zijn nog altijd aanwezig op het beeld van Sint Dominicus dat tijdens de slangenprocessie wordt meegedragen. Het symbool van het hoefijzer is doorgedrongen in heel Europa: vandaag de dag is een hoefijzer nog altijd voor velen een krachtige gelukbrenger.
Sint Dominicus vertrok eerst naar Trisulti waar hij drie jaar verbleef. In 1003 ging hij verder naar Sora in de provincie Frosinone. Daar stierf Dominicus op 22 januari 1032. Zijn stoffelijke overschot wordt nog altijd geconserveerd in het klooster van deze stad.

WAARHEID OF LEGENDE?
Gaat het hier om waarheid of legende? Wie zal het zeggen. In elk geval lijken de boven beschreven oorspronkelijk 'heidense' (niet-christelijke) rituelen overgegaan te zijn in christelijke traditie. De ritue­len van een volk lijken sterker dan de godsdiensten die daar overheen gelegd worden. Nieuwe namen en uiterlijkheden moderniseren het oude ritu­eel, alsof men een oud huis renoveert, van wat nieuwe ramen voorziet, een dakkapelletje geeft - maar wezenlijk intact laat.
De schakel tussen het heidense ritueel en de christelijke processie is waarschijnlijk dat de Marsia toen zij het christelijke geloof aannamen, oude geloofselementen eenvoudigweg aan dit nieuwe geloof aanpasten.
Omgekeerd: als je iemand niet kunt verslaan, dan moet je zijn vriend worden. De katholieke kerk wist wel dat je mensen hun tradities niet zomaar kunt afnemen. Daarom was het niet ongebruikelijk dat de mensen duidelijk werd gemaakt dat het ritueel ook door de nieuwe leer gerespecteerd werd: ging het niet eigenlijk om hetzelfde? Zo ontstond Kerstmis als christelijk feest, zo vond het Carnaval zijn oorsprong.

CHRISTELIJKE INLIJVING
De bekering van Paulus wordt door de kerk gevierd op 25 januari en valt samen met het eerste festival dat in de Marsica van oudsher gevierd werd. Het gaat om een duidelijke toespeling op de triomf van het goede (de serpari) over het kwade (de slang, serpi). Belangrijk is dat men hierbij de ongetwijfeld door de kerk gewenste verandering van intentie opmerkt: was oorspronkelijk de slang een positief element (vruchtbaarheid, leven), in de christelijke traditie vertegenwoordigde de slang het kwade, de verleiding, de duivel, die overwonnen moest worden.
Dit kwam overeen met het feit dat de slang in de heidense rituelen ook te maken had met vruchtbaarheid en seksualiteit: het christendom heeft nooit een welgevallig oog gehad voor de geneugten van het zinnelijke leven. Seks is in de hele bijbelse traditie van de zondeval op zichzelf verdorven, en de vrouw is verderfelijk: zij brengt de man ertoe dingen te wensen die zondig zijn, ze brengt de man in verleiding toe te geven aan vleselijke geneugten. De slang in het paradijs verleidt eerst de vrouw, die op haar beurt de man verleidt. De slang, die sterft en herrijst, die zijn oude huid afwerpt en zijn leven vernieuwt, is heerser over de middelste boom. Hij is de eigenlijke oergod van het paradijs, en het paradijs is zijn domein. Jahweh, God, hoort daarin eigenlijk niet thuis. De mythe is ook ouder: in oudere religieuze tradities komen het verhaal al tegen van de tuin, de slang en de godin, waarbij de godin de levensvrucht geeft aan de man. In die oermythe zien we dus weer de slang en de godin als positieve waarden, als oerbronnen van het leven. In de christelijke traditie is de mythe gekaapt, maar omgebogen: de moedergodin werd mens, de slang werd slecht.
In de door het christendom overgenomen slangenrituelen van Cocullo werd door de kerk dan ook gestimuleerd dat de slang als negatief werd beschouwd: als giftig, als slecht, als symbool voor het kwaad dat uitgebannen moest worden. De slangen werden na het festival dan ook gedood.
In de huidige tijd is de bevolking buitengewoon toegankelijk gebleken voor argumenten van natuurbeschermers: de slangen worden niet meer gedood maar teruggezet. Een stoutmoedige veronderstelling zou kunnen zijn, dat de heidense, oorspronkelijke en positieve betekenis van de slang bij deze mensen er toch dieper inzat dan de nieuwere, negatieve betekenis.
Dat enkele bewoners de dieren ook wel verkopen aan belangstellende toeris­ten, is betreu­renswaardig maar begrijpelijk vanuit de relatieve armoede van veel van de streekbewoners. Verwijt dient dan ook gericht te worden tot die toeristen, niet tot de bewoners.

DE BEDEVAARTPLAATS
De kerk van de Heilige Dominicus in Cocullo is op 11 september 1746 gewijd. Van de oorspronkelijke bedevaartplaats is niet veel meer over: door erosie en aardbevingen moest hij steeds hersteld worden. De laatste restauratie heeft plaatsgevonden in de periode tussen 1905 en 1935.
In de kerk is het beeld van de Heilige Dominicus aan de linkerzijde van het middenaltaar geplaatst, voor de balustrade. In de linkerzijbeuk van de kerk staat een tweede altaar. Achter dit altaar is een opening waardoor men in de grot kan kijken waarin Sint Dominicus leefde. Deze plek is heilig voor de inwoners van Cocullo. Ze halen er kleine zakjes zand of steen uit, die ze bewaren. Naar zij geloven, is het voldoende deze relikwie bij zich te hebben om beschermd te zijn voor dolle honden of giftige slangen. Gelijksoortige eigen­schappen worden toegeschreven aan medaillons, kroontjes, ringetjes, strikjes, beeldjes enzovoort, die uitgedeeld worden aan de gelovigen op de feestdag van Dominicus.
Behalve als beschermer tegen slangenbeten wordt de Heilige Dominicus ook beschouwd als beschermer tegen koortsen en kiespijn. Al diegenen die door met hun tanden aan het touw te trekken, de kerkklok bij de linker muur van de kerk luiden, zouden daardoor beschermd zijn tegen tandpijn. Opmerkelijk is, dat uit verscheidene Latijnse teksten blijkt, dat indertijd ook de Marsi met hetzelfde doel het purperen touw trokken dat om het middel van het beeld van Circe bevestigd was. Ook hier is blijkbaar geen sprake van een oorspronkelijk christelijk ritueel!
Tengevolge van de aardbeving van 1984 verzakte de vloer van de kerk behoorlijk. Daarom vindt de processie vanaf dat jaar niet meer plaats in de oorspronkelijke kerk, maar in de Dom op het voornaamste plein van Cocullo. Het is wel de bedoeling dat het heiligdom van Dominicus gerestaureerd wordt, zodat de plechtigheid daar weer zal kunnen plaatsvinden.

DE PROCESSIE
Op de eerste donderdag in de maand mei vindt elk jaar de traditionele slangenprocessie plaats.
De dag ervoor begint het ritueel feitelijk al. Dan komen de serpari, de slangenmensen, met de door hen gevangen slangen bij elkaar. Alleen zij zullen de volgende dag hun slangen om het beeld mogen hangen: anderen is dit verboden. Het is een soort gemeenschap van serpari waartoe men wel of niet is toegelaten. Ieder heeft zijn slangen gemerkt, zodat zij die weer zullen kunnen terugnemen na de plechtigheid.
De eigenlijke processiedag begint vroeg. De gelovigen uit Ciociaria (in de land­streek Frosinone in het zuidoostelijke gedeelte van de provincie Rome) komen vroeg in de ochtend in Cocullo aan, van beneden aan de rand van het dorp, en lopen dan achteruit omhoog naar de kerk, begeleid door doedelzak­ken. Ze bewegen daarbij hun armen en benen in de gekste kronkels, en zingen ondertussen het volgende lied:

Il Corpo di San Domenico
sta a pié della montagna.
Se piove non si bagna,
oh cuore di Gesú!

ofwel:

Het lichaam van Sint Dominicus
is aan de voet van de berg.
Als het regent, wordt het niet nat,
oh, hart van Jezus!

Vanaf vroeg in de ochtend worden er missen opgedragen in de kerk op het grote plein. Na de hoogmis wordt de processie gevormd die het beeld van Dominicus zal vergezellen door de belangrijkste straten van het dorp. Voorop gaat de gemeentelijk muziekkapel.
Het beeld van San Domenico wordt de kerk uitgedragen en buiten neergezet, bewaakt door twee politieagenten in traditioneel uniform. Het beeld wordt dan behangen met slangen, terwijl het volk zingt, juicht en vuurwerk afsteekt. San Domenico wordt dan op een draagstoel geplaatst en op de schouders meegedragen door Serpari, de slangenmensen. Kerkelijke en burgerlijke autoriteiten volgen het beeld, omringd door meisjes in traditionele Abruzzorese klederdracht. Rituele broden worden meegedragen, versierd. Alle gelovigen samen zingen de lofzangen op de Heilige Dominicus.
De menigte verzamelt zich langs de kant van de weg waar de processie voorbij komt, op muurtjes, op de daken, in de vensters, op de balkons en op de buitentrappen. Al deze pelgrims, nieuwsgierigen, toeristen, reporters, reptielenliefhebbers en terrariumhouders klappen, bidden, filmen en fotograferen.
Na de processie wordt het beeld teruggebracht naar de kerk, waar elke Serpario zijn eigen slang weer terugneemt. De herkenning daarvan is moge­lijk doordat ieder zijn eigen slangen van te voren met een afgesproken kleur op de kop heeft gemerkt.
Tot zo'n vijftig jaar geleden werden de slangen na de mis buiten het dorp gebracht, naar het plaatsje Fonte dell' Aia, bij een brug. Daar werden ze gedood, verkocht of vrijgelaten. Dit gebeurt nu zeker niet meer. De moderne ideeën over natuurbescherming hebben zeker ingang gevonden bij deze mensen. Wie de slangen nu nog verkoopt of koopt, is strafbaar, en hier wordt streng de hand aan gehouden. De betreffende regelingen worden duidelijk zichtbaar voor iedereen op aanplakbiljetten kenbaar gemaakt.
Met moet wat vroeger betreft (en voor een enkeling wellicht ook tegenwoordig nog), ook in aanmerking nemen dat velen in deze streek niet veel inkomen hebben, en dat een kleine aanvulling hierop door de verkoop van enige slangen zeker welkom zou kunnen zijn. Maar, zoals gezegd: het is tegenwoordig uitzondering. Normaal is, dat de slangen keurig teruggezet worden, zodat ze hun natuurlijke plaats in het ecosysteem weer kunnen innemen - en natuurlijk misschien volgend jaar weer van de partij kunnen zijn!

TOT SLOT
Aan het eind van dit stuk geven wij het tweede gezang weer van de dag: het vaarwellied dat de gelovigen tot de Heilige Dominicus richten aan het eind van de viering:

Evviva San Domenico!
noi siamo di partenza,
e dacci la licenza
La Santa Benedizion.

Ofwel:

Leve Sint Dominicus!
We zijn klaar om te vertrekken,
en geef ons toestemming,
de Heilige Zegening.